
Veel mensen die bijvoorbeeld met een Arduino board gaan experimenteren, willen ledjes laten branden (maar dan in de versie dat ze licht geven) en deze leds hebben een voorschakelweerstand nodig. Dit roept vaak twee vragen op, waarom moet er een voorschakelweerstand voor en welke waarde moet de weerstand hebben. De eerste vraag is snel te beantwoorden, leds moeten een voorschakelweerstand hebben om de stroom door de led te beperken tot c.a. 20 mA. Dit kan per led een beetje verschillen maar zal meestal in deze buurt liggen. Een led die zonder stroombegrenzing door middel van een weerstand aangesloten is zal meestal maar een korte lichtflits geven waarna de led voor eeuwig uit zal zijn. Toen ik ooit begon met elektronica waren leds nog erg duur en telkens wanneer ik me vergist had of door een kleine sluiting een weerstand overbrugt had, voelde ik het weer aardig in mijn hobby portemonnee.
We zouden nu kunnen denken dat we met de wet van Ohm snel even de voorschakelweerstand kunnen berekenen, maar er is een extra factor. Over de led zelf zal ook een drempelspanning staan (net als over elke diode) en deze kan variĆ«ren tussen de 1.8 en 3.3 volt. De correcte berekening is dus (voedinspanning – drempelspanning) / 0.02 = weerstand. Nu kunt u weerstanden in elke waarde krijgen, wanneer u maar diep genoeg in uw portemonnee kijkt maar in de betaalbare E12 reeks komt u uit op de waarden: 82, 100, 120, 150, 180, 220, 270 en 330 Ohm uit. U kunt het beste de eerstvolgende hogere waarde uit de E12 reeks kiezen. Een iets hogere waarde zal betekenen dat de led iets minder fel licht geeft maar u wel stroom zult besparen. Dit kan relevant zijn in schakelingen die op een batterij of accu werken.
Wanneer u erg precies wilt werken kunt u ook meerdere lagere weerstanden in serie zetten om de gewenste waarde te krijgen, dit is ook de opzet van de waardes van de E12 reeks. De drempelspanning van de led is afhankelijk van het type en de kleur, bij speciale leds kijk ik zelf nog wel eens in de specificaties (zoals bij infrarood leds) maar bij de meeste leds kijk ik even in een simpel tabelletje (voor 5 Volt spanning) wat ik heb en gebruik ik de “rule of thumb” waarde, dit is meestal de waarde die ik nog in mijn bakje heb liggen.
Soort | Drempel | Weerstand |
---|---|---|
IR | 1.2 | 220 Ohm |
Rood | 1.8 | 180 Ohm |
Geel | 1.9 | 180 Ohm |
Groen | 3.3 | 100 Ohm |
Blauw | 3.3 | 100 Ohm |
Wit | 3.1 | 100 Ohm |
De led is een diode en de stroom kan er dus maar in een richting doorheen lopen. Daarom is het belangrijk om de led goed aan te sluiten. Wanneer u een nieuwe LED bekijkt dan ziet u dat deze een lang en een kort pootje heeft. Het langste pootje (anode) wordt aan de plus aangesloten en het korte pootje (kathode) aan de min of ground. Het maakt niet uit aan welke kant de voorschakelweerstand zit.